Scriabin
Hoe ik zijn 8ste sonate verdichtteImprovisatie 1.
Scriabin leest voor: hoe achteloos vanuit
de dreiging hij eigen
noten sprak, voorzichtig om aan een raaklijn te verkondigen,
hij een God en alsof de natuur al eerder eender had
gesproken, elke noot een kleur.noten sprak, voorzichtig om aan een raaklijn te verkondigen,
hij een God en alsof de natuur al eerder eender had
Chromatische akkoorden. Ik verwittig mij
een waterlelie, de
stroming in de rivier, een willekeurige schittering. Als was
het een dansende voortvluchtige lente.
stroming in de rivier, een willekeurige schittering. Als was
het een dansende voortvluchtige lente.
Een reusachtig indrukwekkend schouwspel of
een
wankelpas in de overdenkende overpeinzing. Hij stierf een
zwakke gestalte, hij componeerde luid en krachtig, het
kortstondig talent van willen proeven hoe alles
zich wel tot stilte verhield.
wankelpas in de overdenkende overpeinzing. Hij stierf een
zwakke gestalte, hij componeerde luid en krachtig, het
kortstondig talent van willen proeven hoe alles
zich wel tot stilte verhield.
Hij kon het niet dirigeren, hij kon het
niet musiceren hoe
ingewikkeld zich dit leven verstond tot
schier willekeurigepoëzie. Binnen de maten was geen sleutel en behelsde
zijn wereld vele octaven. Hij was zichzelf niet bij
machte dan te vergeten.
Scriabin kom je tegen of niet. Ik loop met
hem op en
bedrijf even aarzelend of heftig uithalend dezelfde taal
tegen ongeschreven wetten in. Hoezo, geen
richting, bedrijf even aarzelend of heftig uithalend dezelfde taal
geen lijn? Alles heeft zijn tijd, alles kan worden
geschreven of gespeeld.
Maar vluchtig. Voorbij mijn kijken haalt
het gedicht
Scriabin of mij nooit meer in. Want hier staat het,
maar pas als ik mijzelf teruglees. Dat Scriabin leeft
zolang ik dit niet tegenspreek –
Scriabin of mij nooit meer in. Want hier staat het,
maar pas als ik mijzelf teruglees. Dat Scriabin leeft
zolang ik dit niet tegenspreek –
Elbert
Gonggrijp, Heiloo, donderdag 21 mei 2015
No comments:
Post a Comment