het is alsof ze is opgestaan
haar stenen bed verlaten heeft
mijn kant is uitgegaan
niet om iets te zeggen
ze wilde bij me zijn
dat wilde ze
ik hoefde niets
maar zo was het niet
niet dat ik nog iets hoorde
of iemand anders zag
er vlogen roze vogels in het rond
in mijn hoofd bedoel ik
waren we al ver
van iedereen en alles
en het was wat het ook wilde
Je wilt een liefdesgedicht voor me schrijven.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt dat het meer zegt dan wat je schrijven zult.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt in woorden werelden van geluk uitkammen.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt het klein houden en o zo eenvoudig.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt het voorgoed vastleggen.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt alles stelen wat het nog beter maken zal.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt de tijd verkleinen tot de maan en de maan verkleinen tot mijn schoot.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt helder water dragen in emmers van goud.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt een schuimende stilte opstuwen tegen al de geliefden die na ons komen.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt een draad weven tussen doeken en marmeren beelden en boeken en het
hoogste lied.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt als lammeren en wijsheid vertellen van ons en verder niets.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Je wilt woest en teder alles meeslepen en vergeten.
Maar kijk toch, ik ben hier.
Ketting nummer 6 Facebook (Foto's des dichter zelve)
Het
licht verstart bevroren, telt de seconden
traag
noch achteruit. Zij broddelt werkjes
bewolking uit vele monden, condenseert
kabbelende
dialogen, langzame
bewoordingen van nergens
over.
Het
zijn menselijke passanten verstild op
het afkalvend zand, een voortdurend strand
dat altijd de vele vaste voeten. Verloren
kuieren in een veelvuldige tijd.
De
huizen staren zich oud en verweerd naar
het vele voortdurende zout. Een verbeten
kust die naar gaten hapt , seizoenloos naar
grijzen
neigt van helm tot duin.
De
glimlach blauw de hemelse belofte.
Wind verscholen in haar schulp. De
zee kalm in haar tevreden golven.
Niets
definitief anders te willen
dan deze vredige gratie van het
er even zondags tussenuit –
5e gedicht in de reeks kettinggedichten
voor Facebook
Niet langer hoeft uitgeplozen, niet langer
taal gezwoegd, het landschap blootgelegd,
een boek dat open en bloot. Ik riskeer mij het lauweren, ik rust, ik hoef je
niet
langer tot vermaak, ik mag de weg kwijt. Ik mag mij verliezen omdat ik mij
weer voor jou aanwezig ben. Waar die verloren tijd? Ik heb niets gezegd,
Ik was verdiept in mijn eigen spel, vereenzelvigde
het onvertogen woord.
Onderwijl rust de aarde in de verkilde nacht,
vriest het ingetogen tot verstilde
beelden. Hoeveel thuis zijn wij, ik kijk je op, ik weet vertraagd jouw naam. Ik
ben weer plaats, ik word weer huis, ik vraag wie jij bent vandaag en de
gebruikelijke maaltijd van het vertrouwde. Zal ik je dan op het laatst
een aubade omdat jij, enkel jij alleen?
Ik stapel laatste letters op een rij, zet ze
weg voor later. Wat ik jou ooit zei,
mag weer zo waar als het ontwaken uit de slaap en weer weten wie jij bent.
Ja, jij mag, vergeet dit definitieve gedicht wat ik je achterlaat. Mijn blik weer
het open vizier voorbij de vaste vorm die de bewogen emotie en ratio
beredeneerde.
Vind mij, hou van mij, deel mij, word
eventuele vrienden. Maar wat deert het?
Ik ben mijzelf hier achtergebleven zonder dat
ik nog restte, ik heb mij hier
achtergelaten wie het wil begrijpen. Ik ben elders in de smidse waar altijd
alles in de pen. Een relict wat ik je schreef,
een echo van een ooit gecreëerde daadwerkelijkheid. Zie het maar als de sterren
hoe vergeefs en doods –
Elbert Gonggrijp,Alkmaar, zaterdag 27 december
2014
Weeg
de brief, lees hem tegen het licht,
een alledaags jou aanwezig zijn. Jij hebt
hier je zo nadrukkelijk jezelf, het heeft
het eerste beeld de jaren vergeeld.
Daar
sta ik dan en overpeins het schrift.
Jij moet aanwezig, maar ik lees afstand
in jouw letters die mij welbekend. O,
dat
houden van zo ellendig ver weg.
De
pijn wintert als ik jou terzijde leg. Jij
kan altijd nog als ik je openvouw, ik kan
nog lezen wat jij zegt, maar voor hoelang.
Jij sterft hier zin voor zin. Was je die
laatste brief, ik had je steeds het hart
bedrukt.
Ik had je altijd nog nabij.
Maar
jij ging vanwege mij.
Enkel
nu die ansichtkaart die elk Oud
en Nieuw de goede vrede preekt . Pro
forma weliswaar. Waar de liefde als jij
een groet, een idee fixe, een vraag –
Elbert
Gonggrijp,Heerhugowaard,vrijdag 26 december 2016,2e kerstdag
De BH, de panty, de achteloze slip. Is dit
liefde? Ik vond je hier zo geil,
Ik zag je zo uitgestrekt, het moest iets van
hunkering. Niets herinnerde.
Dit waren de dagen van sigaretten en
verschraalde drank. Het liet ons
de twijfel, de heimwee naar vol verstand. De
oogopslag werd spijt. Het
had naakt de schaamte voorbij. Het werd schraal
non-verbaal.
Het was onverbloemd, het was de kale ruimte
van het bestaan. Hoe wij
opnieuw tot pubers het onbeholpen gedrag. Stiekem,
omdat ons niets
werd toegestaan. Houterig wat pijnlijk hangen
blijft, een onverholen
einde. Ons geweten dat er een ander een zoveel
eerlijker spel.
De lucht grauwt, het zwijgt een afgrijselijke
zondag, het hongert een
meedogenloze winter. Valse romantiek van
eeuwige sneeuw, gestaag
van het voortdurend vallen. Ach, hoe mooi leek
de stilte van deze leegte,
de smetteloze beoogde tijd. Alsof alles schijnbaar
een opnieuw begin.
Kon het ons maar proeven van de behoefte zo
dichtbij elkaar.
Als was het even maar. De muren oud en
gehorig. Wij zijn gezien, wij
hebben niets, wij zijn zo eenzaam anoniem. Waarom nog fluisteren
als niets wezenlijk vertrouwd en volstrekt afwezig blijft. Wij zijn als
blind, maar vingers op de tast. Wij winnen nooit
terrein, moeten als
afscheid aangekleed. Hoe bitterzoet het
verlies van wat ooit zo –
Elbert Gonggrijp,Alkmaar,26 december 2014,2e
kerstdag Engelse vertaling:
STEALTH AN END
Third chain poem for Facebook
The bra, panty , careless slip . Is this
Love? I liked you so horny here. I saw you so vast , it had something of
craving . Nothing remembered. These were the days of cigarettes and stale
booze. It left us with doubt, the nostalgia for full understanding. The glance
was sorry. It had bare the shame over. It was skimpy nonverbally .
It was plainly , it was the bare space
of existence. How do we
again until the awkward adolescent
behavior. Secretly, because us nothing was allowed. Stocky some painful hang
remains an undisguised end. Our conscience that another a much fairer game.
The air snarls, the silent one ghastly
Sunday, it hungers a
ruthless winter. False romanticism of
eternal snow, steadily
the constantly falling . Ah, how
beautiful it seemed the silence of this void, they immaculate target time. If
everything seemingly a restart. Could we but taste the need so
close together.
If it was anything but.The old walls and
noisy . We have seen, we have nothing , we are so lonely anonymous. Why whisper nothing remains essentially familiar and
totally absent. We are like blind,
but the fingers on touch
. We never gain ground , as should dressed goodbye. How bittersweet loss what
so ever -
Elbert Gonggrijp , Alkmaar, December 26, 2014 , 2nd
Day