Hier wil straks een winter wonen
– contouren van zijn kale kroon
– paarsig licht breed uitgemeten.
Hij staat nooit stil – hij heeft
herinnering tot doel – van horizon
tot roze verten – blauwe sneeuw tot
aan de voet.
Zo zal hij straks mij kleur bekennen
– ’s ochtends, ’s middags tot de nacht
– dan de dood van elk heden.
Doorschemerd tot een klaar gedicht – de
stam verankerd als een man – die ik ooit
ontmoeten wou.
Een zacht gezicht, een fluistertaal zo met
zichzelf in evenwicht dat ik hem graag
gedenken zal.
Een oude boom, in zich verzonken een
pronkstuk statig aan het plein – kon ik zo
gelukkig zijn?
Dan gelijk mijn hart en ziel, verbreid tot
hemelsbrede takken, vallen woorden mij
ten deel.
Een mijmering, totdat ik ga, het woelig
leven achterna.
12 januari 2012
No comments:
Post a Comment