SCHRIL
De dag nadat –
De
winter wil niet weggeweest. Zij kan niet anders. Het gemeende
feestgedruis kent fel de vlagende wind en de kou die daar schraal
tussen
zit. Geen tussengebied van het liefdevol beminnen. Wat je
niet
weet zie je niet ogenblikkelijk genuanceerd.
Dit
is de uitdagende verveling. Je stapt door een schrille wereld die
zich
niet tot welkom uitgekozen wist, het zoekt naar eigen grond, het
kan
nog niet naar buiten. Het is het stilaan ongenoegen dat zich hier
zo
pijnlijk wringt.
De
meeuwen bedingen zich het wanordelijke brood door de
gedachteloze hand uit het uiteindelijke zicht. We hoeven ons zo
weinig mogelijk getuige. Wij wensen ons om niets, het is het
overtollige eigen. Een achteloos gebaar, een daadwerkelijke
ontkenning.
gedachteloze hand uit het uiteindelijke zicht. We hoeven ons zo
weinig mogelijk getuige. Wij wensen ons om niets, het is het
overtollige eigen. Een achteloos gebaar, een daadwerkelijke
ontkenning.
Het
onbuigzaam riet vergeelt. Er is intolerantie gebleken tegen het
dagelijkse gedwee. Alles waaiend met de grillen, alles wars van
wat niet star wenst te breken. Hoe kan ik ooit hier heimelijk
verblijven als ik nooit verder kom mij te verbijten?
dagelijkse gedwee. Alles waaiend met de grillen, alles wars van
wat niet star wenst te breken. Hoe kan ik ooit hier heimelijk
verblijven als ik nooit verder kom mij te verbijten?
De
struiken bewegen zich nors achter verwijtende ramen. Er is geen
enkele
vlucht van vogels die ternauwernood ontkomt aan de grillen
van de tuimelende lucht. Bestaat een elders om alsnog, om de rust,
van de tuimelende lucht. Bestaat een elders om alsnog, om de rust,
de
mogelijke kalmte? –
Elbert Gonggrijp, Heerhugowaard, vrijdag 2 januari 2015
No comments:
Post a Comment