Recensie Pom Wolff - Pomgedichten
ELBERT GONGGRIJP – BIJ BENADERING MISSCHIEN DIT – Een nieuwe J.A. Der Mouw is geboren – om zo op de rand van het bestaan te kunnen schrijven – een kunstzinnig solipsisme dat we sinds Johan Andreas Der Mouw niet meer hebben kunnen lezen
GEPLAATST 18 NOVEMBER 2018 POM WOLFF
ELBERT GONGGRIJP – BIJ BENADERING MISSCHIEN DIT – Een nieuwe J.A. Der Mouw is geboren – maar we zitten zonder god! om zo op de rand van het bestaan te kunnen schrijven – een kunstzinnig solipsisme dat we sinds Johan Andreas Der Mouw niet meer hebben kunnen lezen
Laten we bij het begin beginnen – de bundel. ‘Die prachtige titel: ‘Bij benadering misschien dit’ – ik heb inmiddels het eerste hoofdstuk NABIJ gelezen – met dat werkelijk fenomenale gedicht “Dit dus” –
(…)
Misschien wil iets
blijven om naar te kijken, iets
blijvends, zoals jij nu
(…)
maar je wilde, je luisterde
een heel lichaam lang.
(…)
het gedicht dat heel veel gedichten overbodig maakt – ik had zo gehoopt het te kunnen vinden – heb het in jouw bundel gevonden – maandag de recensie.’, schreef ik aan Elbert. Maar nee niks maandag – in een ruk heb ik de bundel verder uit gelezen tot het bittere einde, tot de laatste regel: “Hoe gelukkig maakt ongeluk nu het zich niet meer laat traceren –“
In deze bundel van Elbert Gonggrijp, en voor alle duidelijkheid zeg ik het maar meteen – alle vooroordelen kunnen de deur uit. Ook die van mij. Natuurdichter – niks natuurdichter – geen bloemetjes of beestjes – in deze bundel staat de mens centraal. En god is ver te zoeken. Een troostrijke god heeft de dichter al helemaal niet gevonden of tot zijn beschikking. Hij moet het helemaal alleen doen. In het eerste hoofdstuk is er nog even ‘een meid’ – heeft ie heel even meer dan Der Mouw – maar na het eerste hoofdstuk zit ie ook zonder meid – Moeder is ook nog even aanwezig in hoofdstuk 2 TOENADERING geheten. Maar de toenadering is tot mislukken gedoemd in deze bundel – deze zoektocht – deze Alleingang: ‘een moeder die mij niet herkent, terwijl ze nog kan, terwijl ik het wil – ‘
De bundel telt 62 gedichten – 6 hoofdstukken met achtereenvolgens 13-13-7-23-5-1 gedichten. We hebben een nieuwe Der Mouw maar in het jasje van Elbert Gonggrijp. En waarom ik op de achtergrond Stef Bos toch soms zacht hoor zingen als ik de gedichten van Elbert lees – ik hoop het antwoord vandaag nog te vinden.
De vergelijking met Der Mouw is natuurlijk niet per ongeluk gekozen. BIJ BENADERING MISSCHIEN DIT – deze bundel – deze zoektocht – deze alleingang is een prachtig voorbeeld van kunstzinnig solipsisme – dat er maar één enkel bewustzijn bestaat: dat van de dichter-waarnemer in zijn poëtisch weten. Het universum en de personen waarmee gecommuniceerd wordt, bestaan slechts in de geest van de dichter-waarnemer. Waar Der mouw zich begaf in zijn zoektocht van atman tot aan brahman – heen en weer geslingerd – tussen het onvolmaakte en het verlangen naar een volkomen al – begeeft Elbert Gonggrijp zich door de tijd heen.
Elbert Gonggrijp behoedzaam wadend door een levenslang tekort – door ‘de lege gaten in de tijd’. Wat achter hem ligt kan vergeten worden, desnoods herhaald – wat voor hem (ons) ligt is slechts een gissen, wel met ‘de gedachte dat elk begin bericht van een nieuw einde’. Het leven gezien als een voortdurende herhaling van gebeurtenissen – Zo komen we uit bij de opdracht in de bundel met hand geschreven: ‘uiteindelijk vertaalt poëzie zich in stilte’. Hoe uiteindelijk het leven zich vertaalt in stilte – hoe alles samenvalt als het voorbij is, de woorden oplossen in een dodelijke stilte. En dan – in zekere zin troostrijk – dat dit alles weer ten dienste staat van een nieuw begin.
Deze dichter moet het alleen doen – met slechts een hoofdstukje liefdeslyriek. Hoofdstuk 1 – de eerste 13 gedichten. Maar dan houdt het op – is het over en voorbij. En daar staat hij. Het leven houdt hem op. Niemand om tegen aan te leunen. Niemand! Het is niet de wereld die door draait – het is de angst. In Hoofdstuk 2 TOENADERING in 13 gedichten komt de dichter heel dicht bij zijn poëzie. Krijg je als lezer de dichter als het ware er gratis bij. Maar ik schreef het al. Elke toenadering is hier tot mislukken gedoemd.
En bestond het eerste hoofdstuk NABIJ al uit wonderbaarlijk mooie poëzie de laatste drie hoofdstukken in deze bundel zijn van een – na hoofdstuk 2 – onverwachte aangename lichtheid, waarin de dichter met ingehouden explosiegevaar maar ook met die hem kenmerkende behoedzaamheid de regels van de poëzie het werk laat doen: het oponthoud (het leven) kleur geeft, de tijd stilt – geduldig wacht. Het is werkelijk adembenemend. Je moet als Elbert hebben geleefd om zo op de rand van het bestaan te kunnen schrijven – om zo vorm te kunnen geven aan een kunstzinnig solipsisme dat we sinds Johan Andreas Der Mouw niet meer hebben kunnen lezen. En nergens dondert hij zijn eigen gegraven graf in. Hoe de kunst hem op de been houdt in deze wonderbaarlijk uitgebalanceerde prachtbundel.
pom wolff
1 comment:
Goede recensie!
Mooi een eigen bundel.
Post a Comment