KOPLAND
Vierde Pomgedicht
De dichters
Vierde Pomgedicht
De dichters
Jezelf
te vergeten hoe oud geworden het was. Het gebrek
aan weten hoe een herinnering zich steeds herhaalt, een dode
hond moet begraven, de rivier ondanks alles steeds maar
een rivier. De tuin heeft jou nooit verlaten.
aan weten hoe een herinnering zich steeds herhaalt, een dode
hond moet begraven, de rivier ondanks alles steeds maar
een rivier. De tuin heeft jou nooit verlaten.
Ergens
was er een belofte, te mooi om waar te zijn van
treurnis alom. Een ziek vogeltje dat weigerde te sterven,
koeien die geleidelijk uit het zicht verdwenen, de nacht
achterna. Van dit alles zaten wij te zwijgen.
treurnis alom. Een ziek vogeltje dat weigerde te sterven,
koeien die geleidelijk uit het zicht verdwenen, de nacht
achterna. Van dit alles zaten wij te zwijgen.
Er
is niets gebeurd, alles bleef hetzelfde. Langzaam viel je
stil, bleef je naar de dingen blijven kijken, beseffen dat jij dat
niet was. Alsof er iets viel te verlaten. Oude etsen zijn het
en verlaten mantels met het déja vu van herkende geuren.
stil, bleef je naar de dingen blijven kijken, beseffen dat jij dat
niet was. Alsof er iets viel te verlaten. Oude etsen zijn het
en verlaten mantels met het déja vu van herkende geuren.
Alles
kan je denken, maar niets keert ooit terug. Je ging
voorbij zo vluchtig als water, de eenzame vogels in de
verte, de trage paarden, alles te vanzelfsprekend
om te begrijpen en toch zo dichtbij –
voorbij zo vluchtig als water, de eenzame vogels in de
verte, de trage paarden, alles te vanzelfsprekend
om te begrijpen en toch zo dichtbij –
Elbert
Gonggrijp, Egmond aan den Hoef, vrijdag 28 juli 2017
Foto @ Vincent Mentzel - Rutger Kopland
No comments:
Post a Comment