Ode aan E. en het Ruig viooltje
In het geharnast blad herkende ik jou
van verre, kwetsbare quelerant van
het open duin, meer vroeger dan later.
het open duin, meer vroeger dan later.
Ik kan mij erger herinneren. Dat je
naaste familie je niet erkende was een
gegeven dat je deed verspillen wie
naaste familie je niet erkende was een
gegeven dat je deed verspillen wie
hier een eendere weg te gaan. Van
kwaad wil erger. Je schreeuwt het alras
aarzelend uit, vervaalt van pimpelpaars
naar een laatst verkozen mededogen.
naar een laatst verkozen mededogen.
Alsof de sterfte op de hielen je alras
vanzelf deed knielen voor Onzen Lieven
Heere. Dat terwijl kou en hitte je niet
vanzelf deed knielen voor Onzen Lieven
Heere. Dat terwijl kou en hitte je niet
deerde, zo kranig in 't verzet van uit
je steevast rozet de buitenlucht te
minnen gans koud en guur in dit zo
minnen gans koud en guur in dit zo
vroege uur. Een morgenstond van
ener zeldzamer Geluk? De zon deed
je openspringen tot een teder streven
ener zeldzamer Geluk? De zon deed
je openspringen tot een teder streven
om dusdanig te verwelken. Welk een
sterfte als zodanig. Daar bleek je dan
in je bleke gedaante, maar indachtig
je pracht een requiem voor de blanke
top der duinen. Hoezo, met stille trom.
Ik keek en zag en overwon.
top der duinen. Hoezo, met stille trom.
Ik keek en zag en overwon.
Veni, vidi, vice -
Elbert Gonggrijp, Heiloo, maandag 19 oktober 2015
No comments:
Post a Comment