Van oorsprong
Na een gesprek met
een derper
We
begrijpen hem niet: hij komt van woelige baren, zag de
sterren hoog aan de hemel staan, denkt dat hij ooit thuis
komt bij vrouw en kind. Zij tornen niet aan hun woeste
sterren hoog aan de hemel staan, denkt dat hij ooit thuis
komt bij vrouw en kind. Zij tornen niet aan hun woeste
oord,
het went nooit, zij scharen zich onder het ongewisse
licht
van de vuurtoren.
Jij en ik mijn lief, wij bewoonden de vlakke polders, waren
ooit eens voortvluchtig als zwervers, vondelingen gestrand
in een elders, uitgewaaierd als los zand. Wij hadden geen
naam of faam, wij zetelden slechts ons gewest.
ooit eens voortvluchtig als zwervers, vondelingen gestrand
in een elders, uitgewaaierd als los zand. Wij hadden geen
naam of faam, wij zetelden slechts ons gewest.
Aan
de vloedlijn vind ik de vogel in zijn besmeurde
doodskleed en verwittig mij van zijn oorsprong. Kan ik
mij wanen hoe trots hij vloog? Er is zoveel als weinig
gezegd, er kan enkel gegist naar zijn geschiedenis.
doodskleed en verwittig mij van zijn oorsprong. Kan ik
mij wanen hoe trots hij vloog? Er is zoveel als weinig
gezegd, er kan enkel gegist naar zijn geschiedenis.
Waar
ik hedendaags verblijf. Het heeft nog weinig om het
lijf, het moet nog iets van geborgen. Het moet nog geijkt
naar zijn kadasters. Het wil nog nauwelijks gekend.
lijf, het moet nog iets van geborgen. Het moet nog geijkt
naar zijn kadasters. Het wil nog nauwelijks gekend.
Ik
heb er voorlopig het omkijken naar –
Elbert
Gonggrijp, Egmond aan den Hoef, vrijdag 4 december 2015
No comments:
Post a Comment