Monday, November 21, 2005

Spiegel


Na hoeveel woorden is het genoeg,
Dat gedicht van ons, is het zichzelf,
Stroomt het zonder de gedachten
Naar dorst en veel heimwee?

Hoe heb ik jou gekend, je stond zo
Naast de wereld en had mij lief. Je
Bekeek wat ik beoogde en leefde
Je eigen plek.

Zie je die koe, ook zij kent haar
Vreugde, maar tergend langzaam,
Alsof het nog niet hoeft, alsof alles
Wat ik wil niet haalbaar is;

Geluk, grazend in gras, zonder te
Weten wie zij was, kijken naar
Wie wij zijn en het vergeten.
Zo onwillekeurig als dat.


30 oktober 2005

Wednesday, November 16, 2005

Als vee

Er is weinig begrip onder het vee;
zij grazen zonder op te kijken,
trage ogen zonder weet van het
een of ander.

Zo moeten ook wij zijn geweest;
een eender dier, starend in de verte,
enkel bij machte om onszelf te zijn.

Zie onze handen trillen, als het om
liefde gaat, onze ogen vochtig
worden, zonder dat wij het begrijpen.
Dat je aanwezig bent, om aandacht
vraagt.

Er is weinig begrip onder het vee;
wij grazen verder, alsof hier niets
gebeurt.

Een lichte huivering van de huid
ten teken dat het nog leeft, nog
adem heeft.


8 november 2005

ONDER PAARDEN

ONDER PAARDEN


Wij hadden dit kunnen zijn,
dit landschap, deze bomen, dit water,
maar wij keken niet op of om,
waren elders, in gedachten,
onder paarden.

Zie het aan; hoe hij luistert,
terwijl je praat, huivert, terwijl je lacht;
ja , jij was het, toen jij hem aankeek,
gras at, galoppeerde.

Jij bent zo goed als hij, weet hoe het is
om dier te zijn, hier, op deze weide,
hier, in dit ogenblik.

Wij roken weer naar stro, naar de nestgeur
van paarden, lieten ons aanraken, hier,
onder de bomen, in het hoge gras;

keken wij niet op of om,
maar graasden verder.


Elbert Gonggrijp, 14-11-2005
Foto Conny Lahnstein,  PWN duinen Bergen aan Zee,  2016