Wednesday, October 31, 2012

Onderhuids



In het sterven ligt het later. Bleek de zon
die afscheid spreekt. Allerlei verliest zijn
kans. De duinen dansen, maar voorlopig.

De bessen dragen zich voornaam. Als ik
aan jou denken zou, waar zou ik mijn sporen
laten, wortels krakend in de kou.

Takken die de kaalte dulden. Van hoed en
rand maakt schimmel kans. Nu kan het nog,
in alles ernstig, wijst het landschap je de weg.

Grijs in al zijn doen en laten blijft het zwijgend
tot ons praten. Zo wens ik mij onder abelen
en leef het leven dat verstrijkt.


31 oktober 2012

Tuesday, October 30, 2012

Liquid Days 2



Strelen zoekt haar vele keuzes. Teder
vertoont verrassing omwegen. Een rug,
een gezicht, een openbare hand.

De zoenvlek in de pas ontloken nek lost
weerstand op, maakt liefde glimlachend
in de plooien. Een toverend tasten naar
geboortegrond.

Laat het jou zijn om te keren als jij tot
snode plannen neigt. Raak mij aan tot
dingen. Vergeet de vergeefse dag.

De nacht wordt wakker. Fluisterende
vingers van geluk vinden zacht het
braille uit. Lakmoesproef voor lieve
woorden.

Het lichaam weet
de tijd.


30 oktober 2012

Monday, October 29, 2012

Liquid Days



Strelen zoekt haar keuzes op. Bij
verrassing vertoont vertedering
omwegen. Een rug, een gezicht, een
openbare hand.

De zoenvlek in de pas ontloken nek
lost alle weerstand op, maakt liefde
glimlachend in de plooien. Een toverend
tasten naar geboortegrond.

Ogen wijd open. Uitgestrekt het land
dat wordt ontdekt. Fluisterende vingers
van geluk. De woorden vervlogen wil
elk wachten weer lukken.

Laat het jou zijn als het missen omkeert
en tot snode plannen neigt. Ik raak je
weer tot nieuwe dingen aan. Vergeet
de vergeefse dag.

Wat zich aandient ligt stil. De nacht is
wakker. Zeg het: het is mij tegen jou
om nooit een waarheid te ontdekken.

Uiterst betrouwbaar in het lezen van
van de twijfel. Een blinde die diepe
letters in het braille typt. Een hart
verborgen in de huid.

Lakmoesproef die het zwijgen
toekomst biedt. Op de landkaart
van het begrijpen een route die
het doel vergeet.

Tijd, vloeibaar tot de dromen.


29 oktober 2012

Friday, October 26, 2012

Violina

Muziek Lisa Gerard “ The mirror pool “


Tragedies lang voortgereden om in
sneltreinvaart tot stilstand te
bedaren – afgeladen.

Wie wij zijn – geminacht vee dat ook
nu ons heden weet beschaamd. Geen
naam zo gruwelijk het niet te weten.

Een geweten eindeloos zoekgeraakt.
Het vege lijf af te leggen, jong, ziek of
bejaard. In massa’s vertrapt of zo

Verzwegen dat het thuisfront het
niet noembaar vond. Van elke jood
maar liefst te zwijgen. Namen later

Te vergeten in graven zo immens
van leed dat zelfs de dood het niet
gelooft. Dit laat de ogen sprakeloos

En wil het kijken doen vergeten. De
blik afgewend staat de waarheid op
scherp, keert het beeld op kermen.

De as nog nagloeiend in de helse
ovens. Wie overleeft krijgt zijn
geschiedenis alsnog terug.

Een nekschot, happend naar lucht.
De nacht ordent haar vele treinen.
Het gas uiterst geduldig…


26 oktober 2012




Sunday, October 21, 2012

AFSCHEIDSHONDJE

Afscheidshondje
Uit mijn eerste bundel " Ruisende Stilte " (2003)


Zwaaiend met zijn staartje,
Verlaat hij je steeds langzamer
De straat over.

Totdat het licht stop zegt
En de wil tot hond stilstaat.

Maar de kleine kameraad
Vergaat maar vertraagd.

Dit wordt een uitvaart
Zonder tranen:

De lege plek staart
Je al vragend aan,

De stille mand staat
Al vol ongeduld te
Kwispelen.


Elbert Gonggrijp,  Groningen,  26-4-1994
Schilder @ Gerrit Dou,  " A sleeping dog besides a Terracotta jug, a basket and a pile of kindling wood " (1650)








Rottumeroog verlaten





1.

Hiervoor werd een sloot gedempt,
een vete uitgevochten,
maar zelfs een malieenkolder
bood geen soelaas
tegen de kruisboog
van de geschiedenis.

Wie hier nog jager is,
heet smelleken,
vliegt in het geniep
achter struiken en duinen,
overvalt genadeloos
in stilte onverbiddelijk.

Wat hier verleden heet,
spoelt aan, breekt af
bij zijn veren,
raakt overspoeld,
en wandelt afgekalfd
als eiland regelrecht
in zee.


2.
Een grens
ternauwerloops lucht.

Een grens
ternauwernood kreek,

droogvallende bedding
bij zand, zout en ontij.

De vloed van de tijd
breekt genadeloos
elke weerstand.

Dit huis houdt
nauwelijks stand:

De boot voert mij
onomkeerbaar huiswaarts.




3.
Zijn de elementen
enkel ruimte en
eeuwigheid
voor vogeltrek
en stilteminnaars.

Geschiedenis kent
hier geen plek:

Zij wandelt
onafwendbaar
weer naar de zee,

verdwijnt bruisend
in de branding
van haar schepping.



Wad Groningen/ Schiermonnikoog, 18-4-1994

Voorbij




De zomer ruikt weer
Naar een oud gedicht,
Dood hout, vergeeld
Gras, naar jou, naar
Wie jij ooit was.

Niets of niemand
Valt hier nog te citeren:
Wij vermoeden oorzaak
En verband, maar
De regen houdt aan,
Ons leven gaat door,
Er is ogenschijnlijk
Niets aan de hand.

Zoek ik je, maar
Vind je niet.

( Je bent zo goed
als voorbij, net als deze
onfortuinlijke zomer. )



4-7-2004

Ziek




Lief, ziek lief, de
Kille herfst is niet
Meer te overzien,
Slaat zijn vleugels
Over ons uit.

Lief, ik heb gezien
Hoe bleek je wel
Niet was, nog net
Een blos op je
Wangen, nog net
Aanwezig.

Hoe komen wij
Hier onder uit, de
Ongenaakbare
Nachten, de sterren-
Loze nachten?

Een handgebaar
Van jou naar mij
Niet voldoende.

Het gat blijft.



24-10-2004

Reitdiep verdwijnend




Je oevers zijn niet
te benaderen, je
ruigte is ondoordringbaar
van distels en verdord gras.

Geen bochten zijn te
verklaren. Dijken schermen
de buitenwereld af.

Dorp voor dorp kon ik je
slechts bekijken, een glimp
van waterpartij tot
waterpartij.

Hoe oeroud je levensloop
wel niet was, hoe taai je trage
verdwijnen naar de einder.

Je nam al afscheid, voordat
ik dat kon doen. Je bewegingen
blijven het enige, dat overblijft.

Ga je je eigen gang en heb
ik het nakijken.


Reitdiep, Groningen, 26-7-1999

Pril



Om te vergeten, om te
herinneren: ik heb iedere
bloem zien bloeien, de
een voor de andere.

Het maakt niet uit hoe
tijdelijk het is. Het kent
zijn plek, weet wanneer
het wijken moet.

Overzichtelijk de lente:
hazelaar voor berk,
krokus voor narcis. Het
houdt elkaar in evenwicht.

Liefste, houden van lijkt
zo een gril: eerst een lach,
dan de tranen. Wanneer je
opkijkt, is het voorgoed
voorbij.

Klimt de zon, ontkiemt niets
van wat ik je geven wil,
zelfs ikzelf niet.

(Een goed excuus om
af te wachten of ik zal
blijven.)

Icarus



Hoe vind ik de woorden
weer terug nu de nacht
zich hult in het diepste zwart?

Ooit viel ik in het vuur
van mijn verhitte gedachten.
Cyclisch eindigde mijn bestaan.

Icarus stierf vele malen.
Dezelfde dood. Het vagevuur,
de diepste hel.

Het antwoord ligt mij op de
lippen. Het wil zich kenbaar
maken, maar houdt zich stil.

Is het beter niet je vleugels te
branden, maar je wonden te likken.

Saturday, October 20, 2012

Handing it over



Hoe geef ik mijn blik
aan de horizon, de schelpen
aan de golven?

Ik heb de branding doorstaan,
langs de vloedlijn gelopen,
de vogels vliegend, de
meeuwen lachend om zoveel
onbenul.

Niemand reik ik de hand.
Dit is het ergste wat er is:
een stem een verloren stem,
eenzaam gewonnen door
de wind.

Jij ziet mijn voetstap in
het natte zand, vervaagt het,
vervaagt het.

Blijf ik op jou achter.

Backwards



Maar andersom: in zee
te lopen, plankton te
worden, de dood tegemoet.

In scholen blijf ik
naamloos, heeft blijven
geen haast.

Golf na golf raak ik
vergeten, fluisteren
schelpen je vage
beneden door:

Dat ik blijf, dat ik
terug kom, dat ik
blijf….

Weet ik nog niet
hoe.

Song of the siren(Reprise)



Hoe ver wij niet waren:
water werd land,

Instinct verstand. Er was
geen roep meer nodig.

Jij ontbrak. Je herinnerde
aan de dagelijkse tred
langs het strand.

De vlokreeftjes, het
blaasjeswier. Het volgen
van de vloedlijn.

Roepen de golven,
krijsen de meeuwen:
“ Go home, this is
where you belong, go home. “

“ Het is nog niet te laat. “

Song of the siren



Het roept, zoals het
ons altijd heeft geroepen.

“ Kom terug, hier zal je zijn,
in het aanspoelsel, in de
vloedlijn. “

Klanken gaan af en aan,
keren terug op hun schreden.
Schelp voor schelp vertelt
het hoe ver wij zijn.

Golven later ruik ik
zout, pek, veren.

Zoek ik plek voor mijn
overtollige gedachten aan
het vlakke strand, de
zilte zee.

(Nog niets voor handen.)


5 mei 2005

Man of the sea



Hoe het ons herinnert, hoe
wij het ons herinneren:

Golf na golf spoelt het weer
aan, schelp na schelp fluistert
het ons harde woorden in van
zee en zon.

Hier komen wij vandaan: “ Out
of the ocean, out of the deep
blue sea. “

Tussen het wrakhout moet ik
het zoeken, het laatste bewijs,
dat ik ooit over deze bodem
kroop, dat ik hier in scholen
zwom.

Stapt mijn voet in een dode
kwal, geeft het mee, wil het
van geen wijken weten

Mijn blik klevend aan de
horizon: ergens, ergens daar…


5 mei 2005

Zout



Het water van de zee is altijd zout,
ligt ons op de lippen,
keert altijd bij ons terug,
golf na golf.

De smaak vergeet zich niet:
als een klank wordt zij herinnerd,
hoe wij in scholen zwommen,
over de bodem rondkropen,
slechts plankton waren,

Walvissen zo groot.
Wij stappen aan land en ademen lucht,
proeven voor het eerst aarde, bloesem, vuur.

Een eerste stap,
een stamelen in het duister.

Horen wij onszelf,
zeggen niets.

Lost paradise



Hoe hebben wij de branding
doorstaan, onze eigen weg
gevonden?

Schelpen later ontstaat pas
het verhaal. Hoe wij als een
school te samen kwamen,
adem haalden, ons wierpen
op het vlakke strand.

Kijk, hier gebeurde het, daar
waar je nu staat, tussen de
wieren. Wij liepen ineens
rechtop, gaven hand in hand.

De zee neemt mij nog steeds
ter kimme, wanneer het hier
goed toeven is.

Zoek ik het echter elders van
hier, hoger en droger…


7 mei 2005

Origine



De zee: hier zijn wij een bestaan
zonder ons te kennen,
zonder erbij stil te staan,
golf na golf na golf…

Ergens klinkt nog onze stem,
zo helder, zo intens,
ooit moeten wij dit zijn geweest,
vruchtbaar als water.

Het schuimt, gaat af en aan,
fluistert ons nieuwe woorden in,
dat het plankton, de kwal en de walvis
een en dezelfde zijn.

Wij, ten ene male wij.

(Ons oor een schelp
die ruist in de wind.)

Holoceen



Zijn wij zuiver als zand? De zee komt en
gaat, raakt aan ons bloed, verwaait in
ons, tot tranen toe.

Het helmgras freest zijn kleine cirkels in
het duin, kent ook de onze.

Slibt aan wat ik reeds vergat: een
Holoceen, de kust, mijn gedachte...


2 mei 2005

Friday, October 19, 2012

Witte ruis



In alle stilte geen
woord teveel , de
schelp aan het oor.

Boven de golven uit
zet ik mijn laarzen
in het zand, zoekt
mijn blik witte ruis.

Het helmgras, de
meeuw, het zilte
wier.

Tegen de wind
in vind ik het:

Een naijlend
begin, fluistering
na fluistering.

Wil ik jou er niet
in horen.


2 mei 2005

Sunday, October 14, 2012

De laatste merel



Waarvan zou ik nu nog zingen? De mei is
uit de maand en de jongen zijn gevlogen
– vorst zonder mededogen kent eerste
opgebolde veren.

Honger strooit bessen in het rond – tijd vol
rijp en raadsels die bevriezen. Er is een
grillige winter op komst – waarheen het
vliegen te verliezen?

Argwaan heeft zijn lettergrepen, slaat bij
onraad heftig aan – geen zoetgevooisde
nachten meer die de klanken liefde geven
– een diminuendo op het eind.

Ik vlucht.De tuin is mij geduldig. Hoe
zou het zijn om hier te blijven?...


14 oktober 2012

Saturday, October 13, 2012

Op het spoor

KNNV excursie


Landschap dat stilzaam woedt,
winden aait, wolken dreigt,
ijs en weder dienende.

Duinsgewijs de gesel Gods die
wij trots trotseren, ons zwam
en mos proberen.

Het is genoeg. Is dit het dan
dat je mij vroeg om zacht
voor mij uit te leren?

Al ingeklemd de winterslaap
die weldra nog komen
moet.

Maar eerst de tere groet van
wat straks breken zal, in
haar langzame verval.

Een steel, een hoed. Het mos
blijft, ook als zij te kwijnen
lijkt.

Ik kijk, ken geen verweer…



Saturday, October 06, 2012

Foto

Ter nagedachtenis van mijn moeder


Stilgezet, geen woord gedacht,
een glimlach tot een stand
gebracht.

Wie je bent wordt wie je was,
een strak moment nooit oud,
steeds jong, geen lieverlee

of wederom. Toch wordt het
steeds mij toevertrouwd en
keert de tijd het lot.

Ik kus het beeld, het lief gezicht
en zet haar weg in het licht.
Het staat er nog…

Monday, October 01, 2012

Leegte



Laten we stellen – leegte. Leegte is het
meervoud van stilte. Een kus op de
wang van het vergeten.

Juist nog bij leven aanbeland – ogen
traag van begrip, handen die geen
afscheid willen nemen.

Leegte. De deur de vrijheid geven dicht
te slaan – als het niet meer hoeft – de
woorden ruw en stroef.

Uit het zicht. En wat daarna: het bed
slaat zacht het heimwee op, de blik
staat al dagen naar het missen.

Leegte is een meervoud van stilte. Aan
gebrek is nooit genoeg. Wachten een
vergeefse poging tot vinden.

De pen heeft de tijd…

Elbert Gonggrijp, Heerhugowaard, 1 oktober 2012