Friday, November 26, 2010

Om de stilte heen

Als je het niet wist, als je
het niet zocht, als je het
niet zag, riep, voelde:

laat het zingen aan de wind,
laat het deinen aan de golven,
maar zachtjes, om de stilte
heen.

Om de stilte willen woorden,
zoeken mensen, is men
eenzaam.

Laat de pen de hand proberen.
stilte om de schrijver heen. In
stilte stilte dichten.

Het schrift weer weg te leggen,
de waarheid onder ogen zien.
Laat ons leven om de stilte
heen.


Elbert Gonggrijp, 26 november 2010

Drentsche Aa

Daar is het weer,
dat gevoel van traagheid,
de wereld gaat je
voorbij en de tijd
bestaat uit water.

Hoe ver kom je en zou
je willen zijn?

Gedachteloos landschap
en paarden die niet
van onze zijden zouden
wijken.

Kijken zonder uitzicht
op beter.

Het is er en het blijft:

zwijgen als een open
boek, waarvan het leeslint
ons een halt toeroept.


Juli 2005

Paradijs

Zo te worden: bomen, waaraan niet
te ontkomen, licht dat fluistert dat
zij hier daadwerkelijk bestaan.

Hoe alleen verrijzen zij: van blad af
aan laat niets van zich spreken, valt
het zoals het zal blijven vallen, zoals

stilte in een achtertuin: dat wij er zijn
en niets vermoeden dan dat alleen, heel
simpel, heel eenvoudig.

Er is een duif opgelaten boven de stad,
zo vredig, zo kalm. Schijn bedriegt, dacht
ik. Maar alles wat je zei was waar.

Ik kon er geen touw aan vastknopen. Ik
moet al die tijd gelukkig zijn geweest, niet
weten waarom en waarvoor.


Mei 2005

Thursday, November 25, 2010

Geduldig geduld

Tot de koeien op stal gaan, is
elk wachten nog onbeperkt,
aarzeling, vormeloos.

Zolang de kieviten niet op trek
zijn, duurt er een zomer, korten
geen dagen, is er de tijd van
het oogsten.

Zolang de bomen nog groen zijn,
stellen zij geen daden, verkleuren
zij nog niet op gebod.

Het is aan God om de stilstand
op te heffen, de oorlog te laten
uitbreken van de vrede.

Totdat het herfst, avond,
woord wordt.


Elbert Gonggrijp, Meppel, 23 augustus 2009

Wednesday, November 24, 2010

Pettemerpolder

De doodse sloten. Mijzelf als
plek verlatend. Kronkelend
naar witte woorden.

Wat zal ik heten? Ik jaag gure
gedachten na, telt de eenden en
de ganzen.

Een stille overpeinzing. Gebogen
gras te vreten, in het weidse te
overleven.

Van kwaad tot erger. Niets te
delen dan koning Winter. Niets
beseffend dan zware klei.

Onderhuids in elk ogenblik te
verdwijnen. Sneeuwblind
en star in elke aarzeling.

Te vallen in ongenade. Niet
om de tranen, maar om de
straffe wind…


Elbert Gonggrijp, Heerhugowaard, 18 januari 2010

Saturday, November 06, 2010

Broer konijn

Zo vanzelfsprekend mijzelf, zo in
mijzelf verblijvend rest mij enkel
het kijken.

Er is het landschap waarin ik woon,
de stoicijnce duinen. Zij verroeren
zich niet. Zij verstuiven. Hier ben ik

thuis, het schichtige konijn en al wat
hier moet onderduiken. Alles lijkt
hetzelfde, alles lijkt zo gewoon. Ik

wil hier weg. Ik wil zoeken, vluchten,
vinden: het spoor terug, een clue,
een teken van leven. Ik wil gaan

zonder dat ik weet waarheen, waar
vandaan. Maar ik blijf. Ik eet gras en
wacht in mijn hol op het duister.


Elbert Gonggrijp, 15 januari 2009

Winterlicht

Naar schilderij Jan Mankes


Bedwelmende bomen. Zij
dromen zich grijs in de
winterse loomte.

Ik ben als sneeuw,
ontvankelijk voor haar
woorden. Zij is de
stilte die ik in
mij meedraag.

Ik nestel in dit
landschap, vervloei
met haar onooglijke
leegte.

Het is een verhaal dat
nog af moet, een vraag
die zich uitstelt tot
ik haar beantwoord.

Het is de weemoed die ik
koester, in al zijn
onscherpte, in al
zijn verte.


Elbert Gonggrijp, 9 juni 2009

Tuesday, November 02, 2010

Ghost

Beseffend vanwaar ik
kom en komen zal,
hier in het

Onverbiddelijk ogenblik,
waar ik ben, waar ik
sta in al mijn bederf

De vogels achterna,
haal ik mij angsten
op het lijf.

Elk blad een verwijt
dat ik het hier af
laat weten.

Het heeft tijd nodig
om tijd uit te leggen
of na te streven.