Saturday, December 31, 2011

Nieuwjaarsdag 2012

Voice-recorder


Als alles nog moet, als alles nog kan. Het
woord nog niet gebroken, de daad nog
niet gedaan.

In al ons wachten willen ogen begerig
vrede vinden. Wij blikken terug alsof niets
voortduurt, de dag niet daar is, de tijd nog
stilstaat.

Dit is ons geheugen. Wat wij zien is wat wij
zwijgen. De deugd een natie lang. Niemand
die zijn mond roert, een ieder o zo bang
een steek te laten vallen.

Niets moet nog, alles kan. De richting ligt
nog open, maar de toekomst is verzekerd.
Een stroom van hier naar daar.

Slechts een kwestie van passen en meten,
de juiste stappen in de juiste volgorde. De dag
straks begonnen. Als de tijd daar is.

Niets moet nog, alles kan. Wij willen verder,
wij blijven thuis. Bevel is bevel. Als de belofte
een tel is in de ogen van de maker.

Onbekwaam wij slaven van zijn geest.


1 januari 2012

Oudejaarsavond 2011

Dat de tijd weer in zijn klok te sterven
staat – in twaalf slagen – nog eenmaal
te gedenken – aandacht te schenken
aan wat wij het liefst vergaten.

Waarin de dagen weer afgebakend pijn
en leed verzamelen, vrede weer hoop
moet zijn op wat zich tot op heden
niet laat verdragen.

De doden van het jaar weer te verzamelen
– geliefd, vermaard – jong of hoogbejaard
– kortstondige talenten die een mens
behelsden.

Schuif aan, het kan nog even. Een feest voor
of achterom gekeken. En dan? Water bij de
wijn? Alle Menschen werden Bruder?

Leg het leeslint tussen de jaren en doe het
dagboek nu maar dicht. We moeten nog.
Ook al doet het zeer.


31 december 2011

Friday, December 30, 2011

Bevroren

(Terugblik 2011)


Is dat soms genoeg? De
wereld wenst zich rozen
en bloedt in elke oorlog.
Zij verlangt haar dode
zonen.

Liefste, de tijd heeft haast en
maakt vele overuren. Wie oud
wordt raakt snel buiten adem.

Wie jong leeft kijkt niet meer
terug. Pootje baden en pim pam
petten. In goede vrede degens
kruizen.

Waar ik vandaan kom zwijgen
geheimen. Nauwkeurige
woorden in vergeten
dagboeken.

Als ik ze sluit raakt de liefde
verborgen. Achter de ogen de
volmaaktheid van de dromen.

Bevroren de indruk van de
lezer.


30 december 2011

Winterland

En dan, vanuit een ooghoek
jou te zien, een akker op de
schop, water in de voor.

Het stormt tot tranen toe
en weet de vogels niet. Het
zoeken moe, het land te kaal,
het licht te schel.

Dit is het begin van de tijd dat
alles nog zal en niets is, altijd
zondag, altijd vrede, altijd
leegte.

Wie moet ik zijn? De oogst is
vergeten, ik heb oude handen.
De drank is mijn vriend, maakt
liefde dorstig.

Als jij mij bemint, dan voorzichtig.
Dit is de winter. Geen woord krijg
ik er tussen.

Koud zal het zijn en onbarmhartig
tot op het bot.


29 december 2011

Thursday, December 29, 2011

Bijna

Bijna, maar hoe dichtbij? De
woorden willen anders,
begrijpen niet de pijn.

Als het kon, als het echt kon.
Maar er is geen adem, er is
geen huid.

Begeerte wakkert liefde aan waar
onbegrip verdriet zal zijn. Er is
geen mond, geen kus, geen lijf.

Ik ben ik en jij bent jij. Ik wou dat
jij wat zeggen zou – taal om mij
een brug te slaan van vreugde –

Tot een waar ik hou van jou
– zo vertrouwd, zo nabij.


28 december 2011

Wednesday, December 14, 2011

Oostvaardersplassen

Wat wil de pen. Als ik je beschrijf, op hoeveel
letters kom ik uit – het kale vlak gevuld met
vogels – rustig, in rumoer – bang of

Onverschillig. Te blijven of te gaan – als het
moet. Als de dood bestaat dan heel snel,
sluipend of op grote wieken.

Het zal je beurt maar zijn – nergens houvast,
nergens liefde. Er op of er onder. Zoiets
onvermijdelijks.

Zwart voor ogen zien – je woorden te doven.
De anderen – zij zwijgen – zij hebben nog
tijd voor te vluchten, te grazen, te duiken,

Te vissen. Bedachtzaam, tot op het einde.
Kijken op of lopen door. Tegen de wind in
de kop in de veren.

Wie de clou kent, wacht op de vlerken, de
schelmen. Wie hen tegenhoudt is een sterke
– breekt er de wetten – to live or let dy.


12 december 2011

Thursday, December 08, 2011

Take a breath

Storm windkracht 8


Gestriemd langs mijn huid, gezandstraald
in mijn ogen – de kille wind in monologen
– luid verbitterd in haar tijd.

Golven hoog van razernij – strijd die hier geen
helden kent – bang de stroeve oude bomen.
Breekt soms verzet – krijgen takken geen

genade? Mijn adem stokt, de wraak is zoet – is
dit soms wat jij bedoelde? Ik moet er nog gewend
aan raken – de bladeren ritselend op de aarde

– om de ene simpele gedachte: ik ben niet woedend
– het is de taal. Alsof je het niet wist, mijn lot niet
kende. Mijn laatste adem, mijn laatste zucht –

als ik sterf in de nadagen
van december.


8 december 2011