SYNCOPE
II
Wij,
wij waren niet eens wij, wij streefden
niet naar geluk, geluk was een gat in de heg,
geluk was een kat zwart in de nacht, een
onzichtbare vacht.
niet naar geluk, geluk was een gat in de heg,
geluk was een kat zwart in de nacht, een
onzichtbare vacht.
Wij
vielen uit de toon, de leegte keek ons
aan. Dit is de plek die van ogen spreekt. Hier
keert hij altijd terug als je niet kijkt, als je
opkijkt, als je je vergist.
aan. Dit is de plek die van ogen spreekt. Hier
keert hij altijd terug als je niet kijkt, als je
opkijkt, als je je vergist.
Hier
herstelt het gat zichzelf. Hij is hier
immers nooit geweest, hij verbleef hier als
gewoonlijk altijd, leven of dood.
immers nooit geweest, hij verbleef hier als
gewoonlijk altijd, leven of dood.
Dat
er iets van liefde ontstaat voor wat
je liever niet, eerder nooit, een plek om te
vergeten zo mooi. Alles ontregelt, alles
uit de maat.
je liever niet, eerder nooit, een plek om te
vergeten zo mooi. Alles ontregelt, alles
uit de maat.
Maar
het gat, het onherroepelijke gat dat
van een feit een vergissing maakt, een bewijs
of hij daar zit of misschien nooit.
van een feit een vergissing maakt, een bewijs
of hij daar zit of misschien nooit.
Hij
likt zijn vacht toch wel buiten ons om,
elders of in het verborgene van een
zelfverkozen honk. Of hij daar een
elders of in het verborgene van een
zelfverkozen honk. Of hij daar een
gat
in zag –
Elbert
Gonggrijp,
Egmond
aan den Hoef,
dinsdag 19 juni 2018
dinsdag 19 juni 2018
No comments:
Post a Comment